Laat gezonde egels vooral met rust. Alleen zieke of zwakke dieren kunt u verzorgen en/of bijvoeren. Geef in ieder geval nooit melk te drinken, alleen water op een lage schaal. Je kunt ze bijvoeren, bijvoorbeeld met een blikje kattenvoer of bruin brood en fruit.
Zieke, aangereden of moederloze egeljongen moeten naar een egelasiel. Je moet wel zeker weten moederegel niet meer in de buurt is! Raadpleeg In twijfelgevallen een egelasiel bij u in de buurt of kijk op www.egelopvang.nl.
Geef vogels nooit voer waarin zout is verwerkt. Hierdoor kan uitdroging optreden die onvoldoende met vocht kan worden gecompenseerd. Ook margarine is uit den boze omdat het laxerend werkt. Kaas moet u zonder het schadelijke plastic randje voeren.
Laat noten, broodkruimels en kaas achter op een voederplank die onbereikbaar is voor natuurlijke vijanden van vogels. Ook drinkwater mag niet ontbreken op een voederplaats. Dek het water tijdens een strenge winter wel af met een stuk gaas, zodat de vogels niet kunnen gaan badderen en dus niet kunnen bevriezen.
Vetbollen voor vogels zijn te koop in de supermarkt en dierenwinkels, maar je kunt ze ook makkelijk zelf maken. Vermeng zaden (zonnepitten, maanzaad en hennepzaad) met broodkruim en gesmolten reuzel. Laat het stollen en stop het in een netje, knoop het dicht en hang het buiten in een struik of aan de voederplank op.
Op het water overnachtende vogels kunnen ’s nachts (en bij strenge vorst overdag) vastvriezen aan het ijs. Probeer ze nooit van het ijs los te trekken, maar probeer ze met een stukje ijs rondom hun lichaam of poten voorzichtig los te maken. Breng ter voorkoming van het vastvriezen een strolaag rond wakken op het ijs aan.
Zorg ervoor dat de vijver niet bevriest, zodat kikkers en vissen zuurstof kunnen krijgen. Hak het ijs niet aan stukken en gooi geen kokend water op het ijs, hierdoor kunnen de vijverbewoners gewond raken.
Hark de bladeren uit de tuin de perken in, ruim ze niet op. Allerlei dieren kunnen zich onder de bladeren verschuilen tijdens de winter.
Paarden en schapen die altijd buiten leven kunnen heel lage temperaturen aan, maar hebben wel extra voedsel nodig, zeker als er (veel) sneeuw ligt. Een probleem vormt water. Als ze dat niet hebben, gaan ze aan ijs likken met het ellendige gevolg dat hun tong eraan vastvriest. Ook het eten van sneeuw is niet goed voor de dieren.
Tamme konijnen die buiten in een hok zitten, hebben voldoende hooi en stro nodig om lekker in weg te kunnen kruipen. Daarnaast moet hun verblijf wind- en tochtvrij zijn en het liefst ook vorstvrij. Hun waterbakjes moeten goed vorstvrij worden gehouden.