De schedel van een dier bevat een aantal zeer belangrijke organen. De hersenen worden er door beschermd dankzij de harde buitenkant. Ook zitten in de schedel zintuigen zoals ogen, oren, de smaak, en de reuk.
De schedel bestaat uit twee los van elkaar bewegende delen: de onder- en bovenkaak. Hierdoor kan een dier eten afbijten, verslinden en kauwen.
Elk soort voedsel vereist een speciaal soort kaak en vorm van de schedel. Aan de vorm en het gebit kun je zien welk voedsel het dier at, maar ook om welk dier het gaat.