web analytics

De Zuiderzeelijn

Kabinet: geen Zuiderzeelijn, wel regionale investeringen

Bron: Verkeer en waterstaat. | De ministerraad heeft op voorstel van minister Peijs van Verkeer en
Waterstaat ingestemd met toezending aan de Tweede Kamer van de
Structuurvisie Zuiderzeelijn. Daarmee verschaft het kabinet
duidelijkheid: er komt geen Zuiderzeelijn tussen Schiphol en
Groningen. Nut en noodzaak van alle alternatieven van een snelle
openbaarvervoerverbinding zijn onvoldoende aangetoond. Op basis van
de kabinetsvisie op de ontwikkelingen van het Noorden en de
Noordvleugel zal met de regio’s worden gesproken om te komen tot
passende en doeltreffende oplossingen.

Alhoewel het kabinet voornemens is om niet verder te gaan met een
Zuiderzeelijn, wil het kabinet de doelstellingen voor het Noorden
en de Noordelijke Randstad (Noordvleugel) wel verwezenlijken. Het
gaat daarbij om betere bereikbaarheid met het openbaar vervoer in
de Noordvleugel en economische structuurversterking voor het
Noorden. Verschillende oplossingen om de bereikbaarheid via
openbaar vervoer van de Noordvleugel te verbeteren, zullen op hun
merites beoordeeld worden in samenhang met andere lopende
onderzoeken in de Noordvleugel (o.a. wegontsluiting
Schiphol-Amsterdam-Almere, Zuidas, verstedelijking Almere). Met de
Noordelijke overheden zal nader worden onderzocht welke economische
clusters kansrijk zijn om te versterken. Hierdoor kan de nu vooral
productiegerichte economie worden omgevormd tot een moderne
economische structuur die ook meer ruimte biedt aan innovatie en
export. Daarbij wordt ook gekeken naar de bereikbaarheid binnen
Noord-Nederland.

De totstandkoming van de Structuurvisie wordt ondersteund door het
Critical Review Team (CRT), een team van deskundigen onderleiding
van oud ING-topman Ewald Kist. Het team is ingesteld om robuuste
besluitvorming te borgen. Het CRT stelt in een advies dat het tot
nu toe gevolgde proces transparant is geweest en dat het
verantwoord is om nu een beslissing op hoofdlijnen te nemen. Ook
onderschrijft het CRT de keuze van het kabinet om niet verder te
gaan met een integraal alternatief voor de Zuiderzeelijn. De
afwijzing door het kabinet van de Zuiderzeelijn getuigt volgens het
CRT van doortastendheid om aan de hand van een hernieuwde aanpak
politieke toezeggingen uit het verleden te heroverwegen. Het CRT
vindt dat een van de belangrijkste lessen van de TCI – het streven
naar een zakelijke benadering – bij deze afweging heeft
plaatsgevonden.

Het beleidsvoornemen van het kabinet wordt vanaf vrijdag 21 april
zes weken ter inzage gelegd voor inspraak. De inspraakperiode sluit
op 1 juni. Aansluitend neemt het kabinet in de loop van juni een
definitief besluit. Dat besluit wordt genomen in relatie tot andere
projectbesluiten in de Noordvleugel.
Tijdens de inspraakperiode zullen in zes plaatsen informatiemarkten
annex hoorzittingen worden gehouden. Daar worden de resultaten van
de structuurvisie toegelicht en bestaat de mogelijkheid om vragen
te stellen en mondeling in te spreken. Inspreken kan ook
schriftelijk en via internet. Informatie hierover wordt vanaf
volgende week gepubliceerd in de Staatscourant en diverse regionale
kranten.

De Structuurvisie is opgesteld door minister Peijs in overleg met
minister Dekker van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer en staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken
en vloeit voort uit een besluit van de Tweede Kamer naar aanleiding
van de aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie Infrastructuur
(TCI). De TCI deed namens de Tweede Kamer onderzoek naar de
doelmatige besteding van belastinggeld bij grote
infrastructuurprojecten. Na de conclusie van de Tweede Kamer dat er
nog te veel vragen lagen over nut en noodzaak van de Zuiderzeelijn,
besloot het kabinet in 2005 tot het opstellen van een
Structuurvisie Zuiderzeelijn in lijn met de TCI.