Taal
Hier tref je allemaal hulpmiddelen aan om het jou makkelijk te maken de Nederlandse taal te leren… Het alfabet Werkwoorden Ontleden
Hier tref je allemaal hulpmiddelen aan om het jou makkelijk te maken de Nederlandse taal te leren… Het alfabet Werkwoorden Ontleden
Werkwoorden zijn woorden die een handeling, gebeurtenis of toestand uitdrukken. Werkwoorden vervoegen Werkwoorden vervoegen is iets wat je helaas ook moet leren, nu is dit niet zo moeilijk als je je maar aan een paar regeltjes houd. Nalezen Er zijn ontzettend veel werkwoorden, hier op de site kun je ze bijna allemaal nalezen met hun… read more »
Werkwoorden worden vervoegd naar tijd, hieronder staan de tijden: * Onvoltooid tegenwoordige tijd (presens) * Voltooid tegenwoordige tijd (perfectum) * Onvoltooid verleden tijd (imperfectum) * Voltooid verleden tijd (plusquamperfectum) * Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (futurum simplex) * Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (futurum exactum) * Onvoltooid verleden toekomende tijd (futurum praeteriti) * Voltooid verleden toekomende tijd… read more »
aanaarden aanbakken aanbelanden aanbellen aanbenen aanbesteden aanbetalen aanbevelen aanbidden aanbieden aanbijten aanbinden aanblaffen aanblazen aanblijven aanblikken aanboren aanbouwen aanbraden aanbranden aanbreien aanbreken aanbrengen aandammen aandienen aandijken aandikken aandoen aandraaien aandragen aandraven aandrijven aandringen aandrukken aanduiden aandurven aanduwen aandweilen aaneenbinden aaneenflansen aaneenhangen aaneenhechten aaneenkleven aaneenklinken aaneenkoppelen aaneenrijgen aaneenschakelen aaneenschrijven aaneensluiten aaneensmeden aanflitsen aanfluiten aanfokken aangaan aangapen … read more »
babbelen babysitten badderen baden badineren badmintonnen bagatelliseren baggeren bakeren bakkeleien balanceren balderen balen balkaniseren balken ballasten ballen balloteren balsemen baltsen bamzaaien banen banjeren bankieren bannen barbecueën baren barreren barricaderen barsten baseren basketballen bazelen beademen beamen beangstigen beantwoorden bebakenen beboeten bebossen bebouwen bebroeden bebroeden becijferen becommentariëren beconcurreren bedampen bedanken bedaren bedauwen bedekken bedelen bedenken bederven bedienen … read more »
cabaleren cacheren cachetteren cadanceren cajoleren calcineren calculeren caloriseren calqueren cambreren camoufleren cancaneren cancelen canderen canneleren canoniseren capitonneren capituleren capteren captiveren caramboleren carbolineren carboniseren carbureren caresseren carpoolen casseren casten castigeren castreren catalogeren catalogiseren catechiseren categoriseren cauteriseren caveren cederen celebreren cementen cementeren censeren censureren centeren centraliseren centreren centrifugeren centupleren certificeren cesseren chagrineren chambreren changeren chanteren chaperonneren chaptaliseren … read more »
daarlaten dagdieven dagdromen dagtekenen dagvaarden dalen dammen dampen danken dankzeggen dansen dartelen dauwen daveren dealen deballoteren debarkeren debarrasseren debatteren debiteren deblokkeren debrayeren debuggen debuteren decalqueren decamperen decanteren decaperen decentraliseren decerneren dechargeren dechiffreren decideren decimeren declameren declareren declasseren declineren decoderen decolleren deconfessionaliseren decoreren decouperen decrediteren decreteren deduceren deelnemen defenderen defileren definiëren deflecteren defloreren deformeren defungeren degageren … read more »
ebben ecarteren echelonneren echoën echten eclipseren economiseren eenendertigen eenentwintigen eerbiedigen effectueren effenen egaliseren eggen eindigen eisen elektrificeren elektriseren elektrocuteren elimineren emailleren emanciperen emaneren emballeren embarkeren emenderen emigreren emitteren emmeren emotioneren emulgeren encadreren endosseren enerveren engageren enquêteren ensceneren entameren enten enteren entertainen enthousiasmeren entraineren epateren epileren equiperen erbarmen eren ergeren erkennen eroderen eruitzien ervaren erven escaleren … read more »
fabelen fabriceren fabrieken fabrikeren fabuleren faceliften facetteren faciliteren façonneren factoreren factureren failleren falen falsificeren fantaseren farceren fascineren faseren fatigeren fatsoeneren fausseren favoriseren faxen feesten feestvieren feilen feliciteren femelen fermenteren festonneren fêteren feuilleteren fezelen fiatteren fibrilleren fictionaliseren fiedelen fielden fietsen figureren figuurzagen fijnhakken fijnmaken fijnmalen fijnsnijden fijnstampen fijnwrijven fikfakken fiksen fileren filmen filosoferen filteren filtreren financieren … read more »
gaan gadeslaan gallen galliseren galmen galonneren galopperen galvaniseren gapen gappen garanderen garen gareren garneren garrotteren gaslaan gassen gasteren gaufreren gebaren gebieden gedenken gedijen gedogen gedragen geeuwen geheimhouden gehoorzamen geilen gekscheren gelden geleiden gelieven gelijken gelijkknippen gelijklopen gelijkmaken gelijkrichten gelijkschakelen gelijkstaan gelijkstellen gelijktrekken gelijkzetten geloven gelukwensen genaken generaliseren generen genereren genezen genieten genoegen geraken gereedhouden gereedkomen … read more »
haarkloven haasten hacken hagelen hakkelen hakken hakketakken halen hallucineren halsteren halveren hameren hamsteren handelen handen handhaven handwerken hangen hannesen hanteren haperen happen harddraven harden hardmaken harken harmoniëren harmoniseren harnassen harpoeneren haten havenen hebben hechten heengaan heenlopen heersen heffen heien heiligen heisteren hekelen heksen helleniseren helpen hemelen hengelen hengsten herbebossen herbeginnen herbenoemen herbergen herbouwen herdenken herdoen … read more »
idealiseren identificeren ignoreren ijkenijlen ijsberen ijveren ijzelen illumineren illustreren imiteren immatriculeren immigreren immobiliseren immuniseren implanteren implementeren impliceren imponeren importeren impregneren improviseren inactiveren inademen inaugureren inbakeren inbedden inbinden inblazen inboeken inboeten inboezemen inbouwen inbranden inbreken inbrengen inbuigen inburgeren incalculeren incarneren incasseren inchecken inclineren incorporeren indalen indammen indampen indekken indelen indeuken indexeren indiceren indienen indijken indikken individualiseren… read more »
jakkeren jammen jammeren jangelen janken jassen jatten jengelen jennen jeremiëren jetskiën jeuken jodelen joderen joelen joggen jojoën jokeren jokken jonassen jongen jongleren jonnen jouwen jubelen jubileren judassen judiceren judoën juichen jureren justeren justificeren jutten
kaalknippen kaalslaan kaarten kaatsen kabbelen kadastreren kaderen kadreren kafferen kaften kakelen kakken kalanderen kalefateren kalen kalibreren kalken kalligraferen kalmeren kalven kammen kampen kamperen kanaliseren kandideren kankeren kannibaliseren kanoën kanonneren kantelen kanten kantonneren kapen kapitaliseren kapittelen kapotgaan kapotmaken kappen kapseizen karakteriseren karikaturiseren karnen karren kartelen karteren kartonneren karweien kasseien kastijden katheteriseren katten kauwen kavelen kazerneren keffen … read more »
laaien labelen labeuren laboreren lachen ladderen laden laederen laïciseren laken lakken lallen lambriseren lambrizeren lamenteren lamineren lamleggen lamslaan lanceren landen langlaufen lanteren lanterfanten lappen lapzalven larderen lassen lasten lasteren latiniseren laven laveren laxeren lazeren lebberen ledigen leeggieten leeghalen leeglopen leegmaken leegstaan leewieken legaliseren legaterenlegen legeren leggen legitimeren leiden leken lekken lekkerbekken lellen lemen lenen lengen… read more »
maaien maathouden macadamiseren machtigen maffen magnetiseren mailen mainteneren maitriseren majoreren maken malen mallen maltraiteren malverseren managen mandiën manen mangelen manicuren manifesteren manipuleren mankeren manoeuvreren mapperen maquilleren marchanderen marcheren marcotteren margineren marineren markeren marmeren maroderen martelen maskeren massacreren masseren massificeren masten mastieken masturberen matigen matsen matten matteren mauwen maximeren mazelen mazzelen meanderen mechaniseren medebrengen mededelen mededingen … read more »
na-apen naaien nabestellen nabijkomen nablijven nablussen nabootsen naborduren nachecken nachtbraken nacijferen nadenken naderen nadoen nadragen nadrukken nadruppelen nagaan nagalmen nagelen nageven nahouden najagen najouwen nakaarten nakijken nakomen nalaten naleven nalezen nalopen namaken nameten napluizen napraten narcotiseren narekenen narennen narijden naroepen nascholen naslaan nasnuffelen naspelen naspeuren nasporen nastreven nasynchroniseren natafelen natekenen natellen nationaliseren natrappen natrekken … read more »
objectiveren obsederen observeren obstrueren occuperen octrooieren oculeren oefenen offeren officialiseren officiëren offreren ogen oliën omarmen ombouwen ombrengen ombuigen omcirkelen omdijken omdoen omdopen omdraaien omdragen omduikelen omfloersen omgaan omgeven omgooien omgrenzen omhakken omhalen omhangen omheinen omhelzen omhooggaanomhoogvallen omhoogzitten omhullen omkantelen omkegelen omkeren omkieperen omkijken omkleden omklemmen omknellen omkomen omkopen omkransen omleggen omleiden omlijnen … read more »
paaien paardjerijden paardrijden pachten pacificeren pacteren paffen pagineren pakken palaveren palen palissaderen palmen palperen palpiteren panacheren panden pandoeren paneren panikeren pantseren pappen parachuteren paraderen paraferen parafraseren paragraferen paralyseren parasiteren pardonneren parelen paren pareren parfumeren parkeren parketteren parlementen parlementeren parlesanten parlevinken parodiëren participeren passagieren passen passeren pasteuriseren patenteren patineren patroneren patrouilleren pauzeren pavoiseren peddelen pedicuren pegelen … read more »
quadrilleren quadrupleren queruleren quoteren quotiseren
raadplegen raaskallen rabbelen racen radbraken raden raderen radicaliseren rafelen raffelen raffineren raggen railleren raisonneren rakelen raken ramen rammeien rammelen rammen rampetampen rampokken ramsjen randen rangeren rangschikken ranken ranselen rantsoeneren rapen rappelleren rappen rapporteren raseren raspen ratelen ratificeren rationaliseren ratsen ravitailleren ravotten razen reactiveren reageren realiseren reanimeren reassureren rebelleren recapituleren recenseren recepteren rechercheren rechtbuigen rechten rechtspreken … read more »
sabbelen saboteren sacreren sacrifiëren sakkeren salariëren salderen salueren samenballen samenbinden samenbrengen samenbundelen samendoen samendrukken samenflansen samengaan samenhangen samenhokken samenkleven samenkomen samenleven samenpersen samenrotten samenscholen samensmelten samenspannen samenstellen samentreffen samentrekken samenvallen samenvatten samenvloeien samenvoegen samenvouwen samenwerken samenwonen samplen sanctioneren saneren sappelen sarren satineren sausen sauteren sauveren sauzen saven savoureren scalperen scanderen scannen schaakspelen schaarden schaatsen schadeloosstellen … read more »
tabellariseren tackelen tafelen tafeltennissen tailleren takelen talen talmen tamboeren tamboereren tamponneren tanden tanken tantaliseren tapdansen tapen tappen tariferen tarreren tarten tasten tatoeëren taxeren taxiën tectyleren tegengaan tegenhouden tegenkomen tegenlachen tegenlopen tegenmaken tegenoverstellen tegenpruttelen tegenspartelen tegenspreken tegensputteren tegenstaan tegensteken tegenstemmen tegenstreven tegenstribbelen tegensturen tegenvallen tegenwerken tegenwerpen tegenzitten teisteren tekeergaan tekenen tekortschieten telefoneren telegraferen telen telescoperen teleurstellen … read more »
uitademen uitbaggeren uitbakenen uitbakkenuitbalanceren uitbannen uitbarsten uitbaten uitbazuinen uitbeelden uitbeitelen uitbenen uitbesteden uitbetalen uitbijten uitblazen uitblijven uitblinken uitbloeien uitblussen uitbollen uitborstelen uitbotten uitbouwen uitbraden uitbraken uitbranden uitbreiden uitbreken uitbrengen uitbroeden uitbuigen uitbuiten uitcijferen uitdagen uitdampen uitdelen uitdelgen uitdenken uitdeuken uitdienen uitdijen uitdoen uitdokteren uitdossen uitdoven uitdraaien uitdragen uitdrijven uitdrinken uitdrogen uitdruipen uitdrukken uitduiden uitdunnen uiteendrijven… read more »
vaccineren vaceren vademen valideren vallen valoriseren valuteren vangen vaporiseren varen variëren vastbakken vastbinden vastdraaien vasten vastgespen vastgrijpen vasthechten vasthouden vastklemmen vastknopen vastkoeken vastleggen vastliggen vastlopen vastmaken vastmeren vastnaaien vastpennen vastpinnen vastplakken vastpraten vastraken vastroesten vastschroeven vastspelden vaststaan vaststellen vastvriezen vastzetten vastzitten vaten vatten vechten vedelen vegen vegeteren veilen veinzen venten ventileren veraangenamen veraanschouwelijken verabsoluteren verachten … read more »