Aan de kenmerken van leven oftewel levensverschijnselen kun je zien of iets een organisme is of niet:
Er zijn 7 levensverschijnselen:
- Ademhalen (inademen van lucht)
- Voortplanten (zorgen voor nakomelingen)
- Uitscheiden (afgeven van stoffen aan de omgeving)
- Waarnemen (zien, horen, voelen en ruiken)
- Voeden (eten of drinken)
- Groeien (van baby naar volwassene)
- Bewegen (vluchten, lopen, rennen)
Als een organisme geen levensverschijnselen meer vertoond noemen we het dood.
EZELSBRUGGETJE
Als Vader Uitgaat Wordt Vader Goed Bezopen.
Als = Ademhalen
Vader = Voortplanten
Uitgaat = Uitscheiden
Wordt = Waarnemen
Vader = Voeden
Goed = Groeien
Bezopen = Bewegen